Oktober 44, 659 mannen weggevoerd... slechts 48 keerden terug

Het was op de Oktober herdenking van 2005 dat ik werd aangesproken door een man die mij een verhaal vertelde dat hij ook in de kerk had gezeten samen met nog 70 mannen uit Rotterdam.
Met verbazing luisterde ik naar zijn verhaal, en vroeg hem of hij zijn verhaal niet eens op papier wilde zetten. Een aantal maanden later kreeg ik een email uit Spanje waar hij overwinterde.

Het bijzondere verhaal van Henk Ras.

Meidagen van 1940.

We woonden toen met uitzicht naar het DP station en de diergaarde in Rotterdam.Vanuit onze woning op de tweede verdieping konden we kijken naar de parachutisten welke gedropt werden uit de overkomende vliegtuigen. Aan de zijkant van de diergaarde was er kortgeleden een sloot gegraven met een schuin taluut.Bij het kijken naar de vliegtuigen viel mijn oog op deze sloot en zag ik iets op en neer bewegen in die sloot. Redenen dat we gingen kijken en zagen bij het naderbij komen dat er een jongetje aan het verdrinken was. Het lukte mij om hem te pakken te krijgen en daar mijn broer ook was gekomen kon ik het ventje aan hem door geven. Ik weet nog wel dat hij er blauw uitzag. Hoe het verder met hem afliep is mij ontgaan want door de bagger was het hard nodig om me te reinigen. Aan de diergaarde singel waren immer veel ratten te zien hetgeen helaas invloed had op mijn gezondheid. Na enige dagen werd ik namelijk
ziek en toen ik weer opknapte probeerde ik een schaaltje vla van mijn moeder aan te pakken. Daar mijn rechterarm niet goed functieoneerde ging ik links verder. Via de huisarts kwam ik voor consult bij de zenuwarts drs.Ziedses des Plantes
op de Mathenesserlaan terecht. Eerstends kreeg ik een injectie in de hoofdzenuw. Het bleek Polio (ziekte van Weil) te zijn en om de hand weer te activeren werd er tweemaal per week een electr.schokbehandeling toegepast. Na maanden was er weer wel een mogelijkheid om te gaan sporten -voetballen- maar dan voeld het aan als of je een waggelende eend bent. Zijdelings heb ik mettertijd wel gehoord dat het met jongetje goed was afgelopen. Met een  oproep in de -Oud Rotterdammer- is door mij vergeefs getracht om te achterhalen of het jongetje nog te traceren was. Maar ja vrijwel onmogelijk, ik was toen 13 jaar, dus wel heel veel jaren geleden!
 
Betrekkelijk kort nadat het leven weer enigzins een normaal verloop kreeg viel de oproep voor de dienstplicht op de mat.
Opkomst in Oorschot overal zand en wind, het leek echt een woestijn. Getracht mijn euvel naar voren te brengen en behoefde daar door geen geweer meer te dragen. Vanaf die tijd moest ik bij iedere wissel van de diensdoende korporaal
of hogere sergeant dit ter kennis brengen. Meestal kreeg ik wel de gelegenheid om naar Rotterdam te gaan om te voetballen hetgeen door veel te oefenen steeds beter ging. Veel al liften heen en weer want met 3 kwartjes deed je niet veel ! De keuring was er alleen opgericht zoveel mogelijk kanonnenvlees naar Indonesië te sturen ! Bij een aangevraagde herkeuring kreeg ik de uitslag van de dienstdoende arts. Geluk bij ongeluk liep ik een blessure op bij het voetballen
en behoefde niet direct terug te komen. Na enige dagen kon ik weer terug en vol bewondering bleek de kazerne in Vucht leeg te zijn en was De Grootte Beer inmiddels naar Indonesië vertrokken. Al de mannen waren éénmaal in de Harskamp op oefening geweest!
Zelf werd ik voor allerhande jobjes gebruikt w.o. centralist in Harskamp-Willem 2 kazerne in Tilburg / Bergen op Zoom/Rotterdam voor allerhande klusjes.
Na 2 1/2 jaar lukte het mij om via een ingedient request deze beroerde tijd
af te sluiten.

Als de dag van gisteren herinner ik mij alles nog zeer goed. Op mijn zeventiende was ik uiteraard toen nog een van de jongeren. Voordat we uit Rotterdam vertrokken, hadden we nog enig overleg over wat ons te wachten stond. Het gerucht ging dat we te werk zouden worden gesteld in het oosten van het land aan de IJssellinie. Daar het er niet gevaarlijk uitzag, kwam mijn even oude straatvriend Koos v/d Linden uit zijn schuilplaats te voorschijn en ging uiteraard ook mee. Achteraf met fatale gevolgen. Op 13 november 1944 werden alle mannen tezamen gebracht in het toen nog in aanbouw zijnde belastinggebouw Puntegaalstraat. Hierop werden we gedwongen te lopen naar het toen genoemde D.P. station. Daar werden we met ca. 70 man in een van de veewagons gestopt en werden uitgeladen in Putten, waar we bij de kerk terecht kwamen. Na korte tijd moesten we weer op weg naar dezelfde veewagons. Onderweg werden we door angstige Puttense vrouwen o.a.van brood voorzien en bemerkten toen pas wat er in Putten had plaatsgevonden. Wij waren er ons toen nog niet van bewust wat er voorheen in oktober met de 600 afgevoerde mannen was gebeurd. Vervolgens werden we weer gedwongen naar dezelfde wagons te lopen en in te stappen. De volgeladen trein ging ver Duitsland in en om de beurt moesten we in onze wagon wegens plaatsgebrek een plekje zoeken om te kunnen zitten. Er bleek iemand te zijn die nog een koffer mee had kunnen nemen met voedsel. De inmiddels lege koffer werd als toilet gebruikt en bij het passeren van een overweg naar buiten gewerkt door het luik en de inhoud spatte alle kanten uit onder het gejuich van de "reizigers" ! De trein denderde door Duitsland, ging via Hannover, waar de trein lange tijd stilstond en gehoopt werd dat er geen bombardement zou plaatsvinden.

Dertig kilometer verder kwamen we terecht in Lehrte en belandden in een leeg concentratiekamp met barakken en dubbele houten stapelbedden. Vanuit dit kamp hadden enkelen, onder wie Koos v/d Linden kans  gezien te ontsnappen maar na mijn thuiskomst vernam ik dat zij in verkeerde handen waren gevallen, hetgeen zijn leven heeft gekost. De volgende nacht werden we weer ingeladen en tot onze grote verwondering kwam de trein weer terug in Nordheim, vervolgens kwamen we terecht in Bardel vlak bij de grens, 12 km. van Losser. Daar werden we gelegerd in een groot gebouw, mogelijk een oud klooster. Daar mijn broer enige tijd in Losser was gehuisvest in een jeugd opvanghuis heb ik enige malen geopperd om te vluchten maar dat is niet doorgegaan omdat we gezien hadden dat er een aantal waren gesnapt. We hadden daar onderdak en verbleven ‘s nachts op stro hetgeen door het ongedierte van vlooien en luizen geen pretje was. Iedere dag moesten we grote afstanden lopen om tankvallen te graven met houwelen en schoppen. Door de sneeuw en slecht schoeisel waren we blij als de dag voorbij was. De maaltijd bestond uit soep, dat wil zeggen water met hier en daar een klontje "Steckruben". Enige weken ben ik behoorlijk ziek geweest en lag ik in mijn eigen vuil. Op de zestiende januari (mijn verjaardag) gebeurde een wonder! Via het Rode Kruis kreeg ik een pakketje van thuis met wat brood, rookwaar en een stukje luchtzeep. Ondanks mijn ziek zijn had ik het brood kunnen verbergen maar toen ik opknapte, was het verdwenen.

Een sigaret kon ik ruilen voor een boterham. Mogelijk heeft dit er toe bijgedragen dat ik weer verder kon. Eind januari ´45 werden we in groepen verdeeld voor verschillende bestemmingen. Met meerdere personen kwamen we terecht in Wilhelmshaven in de wijk Altengrode waar we tewerk werden gesteld bij de firma Otto Lieken. We moesten helpen rioleringen te herstellen en daar Wilhelmshaven regelmatig werd gebombardeerd was er iedere dag werk aan de winkel. Wel hadden we een zekere vrijheid en vanuit het Lager konden we ´s avonds de boer op om eten te vergaren. Dat lukte vrij goed en doordat we uitgehongerd waren, aten we zoveel dat ik dat de volgende dag moest bezuren. De dag erop bij luchtalarm kreeg ik voor het binnengaan van de bunker hevige maagkrampen en was te laat om binnen te komen. Na het sein veilig, na afloop van het alarm, lag ik nog krimpend van de pijn op de grond. Er werd mij brood aangeboden door Duitse vrouwen, maar ik had daar op dat moment geen behoefte aan. Met geïmproviseerd ziekenvervoer werd ik naar een hospitaal vervoerd en na twee uur was ik zover opgeknapt dat ik weer naar het Lager kon terugkeren. Na enige dagen kon ik weer op pad en zag liggend in een greppel de vliegtuigen van grote hoogte hun bommem uitstrooien op de stad. Steeds hoorden we door het geluid de frontlinie naderen en op een gegeven moment werden alle buitenlanders samengebracht in een concentratiekamp waar alle aanwezige gevangenen in de bekende streepjespakken liepen. De naam van dit concentratiekamp weet ik tot op heden niet maar het was beslist één van de ergste. Op de dag dat we hoorden dat Hitler zelfmoord had gepleegd, werd medegedeeld dat we naar een neutrale plek zouden worden gebracht waar niet zou worden gevochten. Vreemd was dat alle gevangenen weer normale kleding droegen. Onze mening was dat er andere bedoelingen met ons waren en in de colonne onderweg kregen meerderen de gelegenheid te vluchten en zich te verschuilen in verwoeste huizen en kelders, hetgeen we ook hebben gedaan. Het oorlogsgeluid hield op een bepaald moment op en toen konden we weer naar ons verblijf terugkeren. Hier moesten we wachten tot we echt werden bevrijd door Canadezen en Polen en iemand muziek kon laten horen :

ALS OP HET LEIDSCHEPLEIN DE LICHTJES WEER EENS BRANDEN GAAN.

Bij de capitulatie heeft de Lagerführer een eind aan zijn leven gemaakt !
De soldaten hebben ons witbrood geschonken wat natuurlijk werd verslonden.
Het duurde ca. een week voordat we met open legerwagens naar Nederland op transport
gingen. Omdat er controle werd uitgevoerd w.o. reiniging in Kampen van vlooien en
luizen was er enige dagen oponthoud voordat we door konden reizen naar het westen.
Daar bekend was dat er nog niet voldoende voedsel was in het westen had ik in Kampen
een houten koffer weten te bemachtigen met bonen en erwten. Van Kampen uit werden we weer met legerwagens vervoerd en in Rotterdam aangekomen konden degenen die daar in de buurt woonden uitstappen en zien dat ze thuiskwamen. En daar ging ik met mijn koffer.

Thuis aangekomen in de avond trok ik aan de huisbel en hoorde mijn moeder schreeuwen:
“Daar is Henk!”


© April 2006
Gert van Dompseler

Stichting Oktober 44
Midden Engweg 1
3882 TS Putten

Design by Acadia